De illusie dat ik onmisbaar ben

Wat voel ik mij graag onmisbaar. De planeet en iedereen daarop zou het niet redden zonder mij, de redder, de beschermer, degene die weet wat het beste is voor iedereen. Het idee dat dit onzin is, is voor mijn ego niet alleen onverteerbaar, het is simpelweg een gedachte die niet gedacht mag worden en niet gedacht kán worden. Het idee dat mijn fysieke aanwezigheid niet uitmaakt voor wat er in essentie in de Kosmos gebeurt is voor mijn ego vele bruggen te ver. Ergens moet het toch uitmaken wat ‘ik’ doe? Het kan toch niet anders dan dat ‘ik’ op de een of andere manier het verschil maak? Dat ikzelf the meaning of life bén?

Hoe goed we ons ook realiseren dat ieder van ons een totaal onbetekenend nietig stofje is in het universum en dat we minder voorstellen dan een enkel watermolecuul in een heel zwembad, dan nog zal ons brein daar (letterlijk en figuurlijk) zijn eigen gedachten over laten gaan. Hierboven heb ik het woord “ik” tussen aanhalingstekens gezet, want wat is nou werkelijk “ik”? Je brein kletst wat af door de dag heen en onbewust vereenzelvigen de meesten van ons zich met dat kletsverhaal. Je wordt de hoofdpersoon in je eigen fantasiefilm, en die hoofdpersoon noemen we “ik”. En de fantasiefilm bestaat uit ziljoenen illusies die als een mistsluier het zicht op de werkelijkheid wegnemen.

Op de een of andere manier hebben wij, als mensheid, het concept Very Important Person (VIP) bedacht. Kennelijk zijn bepaalde personen volgens deze ongeschreven regel zeer belangrijk en in ieder geval belangrijker dan de andere mensen, de ‘gewone’ mensen, zeg maar de Less Important Persons. Het is een bijzonder verschijnsel dat we mensen zijn gaan rangschikken naar belangrijkheid. Bedelaars en ondervoede kinderen in derdewereldlanden en gehandicapten staan zo ongeveer onderaan deze lijst en vormen een brede laag van nietswaardigen. Gehandicapten noemen we ook vaak invalide, letterlijk vertaald: niets waard. Presidenten, leden van koninklijke huizen en artiesten daarentegen zijn verheven tot een soort halfgoden. Puur omdat we ons met ons allen daaraan conformeren, niets meer en niets minder. De halfgoden zijn halfgoden zolang we ze aanbidden, en du moment dat we daarmee ophouden zijn ze weer gewone mensen.

Een mooi voorbeeld daarvan zijn de aanslagen in New York op 11 september 2001. Aan het eind van die dag lag al het vliegverkeer in de USA plat en het handelsverkeer op Wall Street eveneens. De dag ervoor nog absoluut ondenkbaar, maar het gebeurde. Al die ontzettend belangrijke vliegreizen voor al die ontzettend belangrijke mensen en al die ontzettend belangrijke beurstransacties werden simpelweg stopgezet. En er gaat helemaal niets mis, er zijn vele ego’s die deuken oplopen, maar er gaat niets mis. Ieder mens is uiteindelijk volledig honderd procent misbaar. Iedere seconde zijn er mensen die hun laatste adem uitblazen, dag na dag. Verandert dat iets? Gaat er daardoor op enig moment ineens iets ‘mis’? Nee, nooit. Iedereen is volledig misbaar.

In het tijdschrift Happinez (nummer 5 van 2012) staat een reportage over een groep toeristen die een indianenstam, de Achuar, bezoekt in het hart van de Amazone. Eén van de toeristen vertelt dat ze voor haar werk all over the world moet reizen, maar de indianen weten helemaal niet wat ‘de wereld’ is. Ze kennen de jungle en drukken afstanden uit in uren of dagen lopen en dat is alles. De jungle is hun wereld, voor hen bestaat er niets anders, en landen en werelddelen en de wereld zijn onbekende begrippen voor hen. Een andere toerist heeft “Maradona” op zijn T-shirt staan en vertelt dat hij uit Argentinië komt, het land van deze ‘wereldberoemde’ voetballer. Echter, al deze enthousiaste toeristenverhalen vallen volledig dood en zijn betekenisloos voor de indianen.

Wat de indianen echter wel snappen en hebben is de verbinding met hun leefomgeving. Ook dit contrast wordt goed zichtbaar wanneer een toerist vraagt wat het indrukwekkendste dier is wat het indianenstamhoofd ooit met succes heeft gejaagd. Maar de indiaan jaagt niet vanuit ego en het maakt hem daarom niet uit hoe indrukwekkend een prooi is, hij wil slechts te eten hebben en wanneer dat lukt is het goed. Het simpele, voor de toeristen teleurstellende, antwoord is dan ook: een vogel. De indianen nemen slechts wat ze nodig hebben. Niets meer. Zij beseffen hun afhankelijkheid van hun omgeving, van Moeder Natuur en van de Kosmos. Zij, de indianen, zijn misbaar en niet andersom.

Voor de Kosmos zijn wij slechts gebruikers, parasieten die volledig gemist kunnen worden, maar wij kunnen niet zonder de Kosmos, het is onze bron van (over)leven. Ieder van ons is volledig misbaar, in (grote) tegenstelling tot de Kosmos, de Aarde en Moeder Natuur.

Some call me Nature
Others call me Mother Nature
I’ve been here for over four and a half billion years
Twenty-two thousand five hundred times longer than you
I don’t really need people, but people need me
Yes, your future depends on me
When I thrive, you thrive
When I falter, you falter
Or worse
But I’ve been here for aeons
I have fed species greater than you
And I have starved species greater than you
My oceans
My soil
My flowing streams
My forests
They all can take you
Or leave you
How you chose to live each day whether you regard or disregard me
Doesn’t really matter to me
One way or the other your actions will determine your fate
Not mine
I am nature
I will go on
I am prepared to evolve
Are you?