Differentiëren
Vaak is het heel interessant om van een wiskundige functie (een
kromme) precies te weten hoe die zich ontwikkelt.
Stijgt de kromme, of daalt de kromme, en in welke mate?
Deze mate van stijgen of dalen heet het
hellingsgetal of de
richtingscoëfficiënt.
Laten we eens kijken naar de grafiek van de functie f (x) = ax
2:
Nu ga ik onderzoeken in welke mate deze kromme stijgt op het interval van x
1 naar x
2:
Als ik wil weten hoe snel deze functie stijgt op het traject van x = x
1 tot x = x
2, dan kan ik de
functiewaarde (de y-waarde) voor x = x
2 nemen en daar de functiewaarde voor x = x
1 vanaf trekken.
De functiewaarde voor x
1 is y
1 en de functiewaarde voor x
2 is y
2.
Dus (y
2 − y
1) is de stijging van de functie wanneer x oploopt van x
1 naar x
2.
Dat deze stijging van y bijvoorbeeld 10 bedraagt is op zich nog niet zo heel boeiend, maar wanneer ik dit relateer aan de
verandering in x dan krijg ik wel iets zinvols.
Wanneer je tegen een berg opfietst en je moet een kilometer hoogteverschil overbruggen dan zegt dat wel wat, maar als je aan
het eind van de klim 50 kilometer verderop bent dan heb je toch beduidend minder zweetdruppels op je rug staan dan wanneer je aan
het eind van de klim minder dan 10 kilometer van je vertrekpunt verwijderd bent.
Dus als ik de stijging (y
2 − y
1) deel door (x
2 − x
1) dan weet ik de
stijging van de kromme per verandering in x-waarde en dat is wat we willen weten:
Dit hellingsgetal noem ik h, x
1 noem ik vanaf nu x en voor x
2 schrijf ik x + ∆x:
Ik ken het functievoorschrift, y = f (x) = ax
2, dus nu ga ik y uitdrukken in x:
Prachtig, we hebben nu een eenvoudige uitdrukking voor het hellingsgetal.
Maar, dit hellingsgetal is wel een
gemiddelde over de afstand ∆x.
Indien ik het hellingsgetal wil weten
in een bepaald punt, dan beschouw ik eigenlijk het limietgeval
dat ∆x nul wordt.
Wat houdt ons tegen?
Helemaal niets!
We hebben nu een nieuwe functie die precies beschrijft voor ieder punt van de kromme wat daar de waarde van het hellingsgetal is.
Deze functie noemen we de
afgeleide functie, of kortweg
afgeleide, van f (x)
en dat geven we aan als f
' (x).
Laten we ook eens de afgeleide bepalen van een
derdegraads functie: f (x) = ax
3:
We zijn zo lekker bezig, dan doen we de afleiding ook nog even voor een vierdegraads functie: f (x) = ax
4:
Misschien zie je al een bepaalde regelmaat ontstaan.
In zijn algemeenheid geldt: de afgeleide van ax
n is anx
n − 1.
Als je het principe van het bepalen van de afgeleide kent dan is het alle volgende keren gewoon standaardregeltjes uitvoeren.
Het bepalen van de afgeleide van een functie noemen we
differentiëren.
Een beetje wis- of natuurkundige doet dit dagelijks, maar hij/zij voert niet telkens de afleiding opnieuw uit maar maakt gebruik
van tabellen met afgeleiden (de standaardregeltjes).
Dit is de
tabel met afgeleiden.
Het kan gebeuren dat f (x) samengesteld is uit twee functies g (x) en h (x).
Stel dat de functie f (x) het product is van deze functies.
De afgeleide wordt dan bepaald met behulp van de
productregel:
Voorbeeld:
Of de functie f (x) is het quotiënt van g (x) en h (x).
Je voelt het al aankomen, daarvoor hebben we de
quotiëntregel:
Voorbeeld:
En het kan nog iets ingewikkelder wanneer g een functie van h is: f (x) = g (h (x)).
Dit soort functies differentiëren we met behulp van de
kettingregel:
Voorbeeld:
Ik zal deze laatste drie regels even beknopt samenvatten.
Productregel:
Quotiëntregel:
Kettingregel:
Hierboven gebruikte ik de letter ∆ (delta) om het verschil tussen x
1 en x
2 mee aan te geven.
In zijn algemeenheid wordt ∆ gebruikt om
kleine verschillen mee aan te geven.
Dit heet een
differentie.
Het hellingsgetal h kan ik daarom ook schrijven als
differentiequotiënt:
Wanneer ik vervolgens ∆ naar nul laat naderen, ik neem de
limiet van ∆ → 0, dan wordt ∆
infinitesimaal klein.
Dit infinitesimaal geven we aan met een d.
We spreken dan ook niet meer over differentie maar over
differentiaal.
Logisch gevolg: het hellingsgetal h kan ik ook schrijven als
differentiaalquotiënt, en dat is tevens de afgeleide:
Ik heb op deze manier gedifferentieerd naar x (ik beschouwde de verandering van f (x) als gevolg van een verandering in x).
Maar er kan natuurlijk ook sprake zijn van een functie die afhankelijk is van meerdere variabelen, bijvoorbeeld:
Ik kan er nu voor kiezen om te differentiëren naar x of y of z.
Wanneer ik differentieer naar de ene variabele (bijvoorbeeld x) dan zijn de andere variabelen op dat moment
constant
(de y en de z).
Differentiëren naar een bepaalde variabele terwijl er meerdere variabelen zijn heet
partieel differentiëren
en wordt aangegeven met een ∂.
De functie die op deze manier ontstaat heet de
partiële afgeleide:
Met al deze regels tot onze beschikking is er echter toch nog een soort functie die een hele andere
aanpak vereist: f (x) = g (x)
h (x).
De methode die in dit soort gevallen redding brengt heet
logaritmisch differentiëren.
Stel we hebben de volgende functie:
De afgeleide hiervan is:
En dat kan ik ook schrijven als:
En what’s in a name?
In plaats van x kan ik natuurlijk ook y schrijven:
En wanneer we dit tenslotte combineren met het oorspronkelijke differentieerprobleem van de functie
f (x) = g (x)
h (x) dan ontstaat:
Hetgeen ik compact kan opschrijven als:
Voorbeeld:
Dit complementeert ons kwartet hulpregels om te kunnen differentiëren:
|
Functie |
Afgeleide functie |
Productregel |
|
|
Quotiëntregel |
|
|
Kettingregel |
|
|
Logaritmisch differentiëren |
|
|
Tabel: hulpregels voor het differentiëren |
Verder wil ik nog opmerken dat we het hier telkens gehad hebben over de
eerste afgeleide van een functie.
Ik kan natuurlijk van die afgeleide ook weer de afgeleide nemen en dat heet dan de
tweede afgeleide.
En zo kan ik doorgaan naar de derde, vierde, enzovoort.
De notatie daarvan is als volgt:
Verwar dit niet met het
machtsverheffen
van afgeleiden:
Tenslotte wil ik het volgende nog onder de aandacht brengen:
Dit kan heel handig zijn als je wilt overstappen naar een andere variabele.
Uiteindelijk is van iedere functie de afgeleide te bepalen!