De snelheid van een baksteen die in een zwart gat valt
Wanneer ik vanaf grote afstand een baksteen in een niet-roterend zwart gat laat vallen, wat is dan de snelheid
van de baksteen op het moment dat die de horizon passeert bezien vanuit mij?
In
dit vraagstuk heb ik de differentiaalvergelijkingen afgeleid
van een
geodetische lijn rondom een
niet-roterende puntmassa.
Een baksteen die ik loslaat in de buurt van een
zwart gat
beweegt onmiskenbaar
geodetisch (de baksteen heeft geen
aandrijvingsmechanisme, hij is in vrije val).
Daarom neem ik wat vergelijkingen over van die pagina, om precies te zijn de vergelijkingen (13), (15) en (21):
De vergelijkingen (2) en (3) vul ik in in vergelijking (1):
De baksteen zal richting het
zwarte gat gaan bewegen,
dus ik heb het minteken te kiezen (want het middelpunt van het
zwarte gat is de oorsprong van mijn coördinatenstelsel):
Het linkerlid, de breuk dr/dt, is de snelheid van de baksteen voor een waarnemer ‘ergens ver weg’ (in dit geval ben ik dat,
de persoon die de baksteen loslaat):
Ik laat de baksteen in het
zwarte gat vallen, dus ik gooi
niet in deze of gene richting, er is radiële inval, en daarom is het impulsmoment gelijk aan nul (J = 0):
Ik laat de baksteen ‘gewoon’ los vanuit een positie ‘ver weg’, dus de beginsnelheid is nul.
Oftewel, v = 0 voor r = ∞:
Hiermee wordt vergelijking (7):
Dit is de snelheid van de baksteen bezien vanuit een waarnemer op een positie ‘ergens ver weg’.
Het is wel interessant om dit resultaat te vergelijken met een klassieke berekening.
Klassiek (newtoniaans) is het zwaartekrachtveld van een
zwart gat:
De potentiaal op een bepaald punt (op een afstand r) is de
integraal hiervan:
Tijdens het vallen van de baksteen vindt een uitruil plaats tussen potentiële energie en kinetische energie:
En ik kies om dezelfde reden als voorheen weer het minteken:
Ik breng de Schwarzschild-straal
even in herinnering, de straal van een zwart gat:
Ik ga de vergelijkingen (9) en (13) uitdrukken in
Schwarzschild-stralen:
Hier ga ik uiteraard een grafiek van maken en ik stel R
s = 1 (horizontaal staat dan de afstand tot het
centrum van het
zwarte gat uitgezet in
Schwarzschild-stralen) en c = 1
(dit betekent dat verticaal de snelheid staat uitgezet als fractie van de lichtsnelheid).
Ik zet de negatieve snelheid uit zodat alles netjes boven de horizontale as ligt.

De grafiek van −v (r), klassiek (de rode lijn) en relativistisch (de groene lijn)
De vorige grafiek begon bij 40
Schwarzschild-stralen vanaf de horizon en
ik zoom even in vanaf 10
Schwarzschild-stralen
vanaf de horizon.

De grafiek van −v (r), klassiek (de rode lijn) en relativistisch (de groene lijn)
Klassiek bezien heeft de baksteen de lichtsnelheid op het moment dat die de horizon passeert, terwijl relativistisch
bezien de baksteen tot stilstand komt bij de horizon.
Voor alle duidelijkheid: dit is allemaal voor een waarnemer op grote afstand van het
zwarte gat.
We zien ook dat de relativistische snelheid, de groene lijn, een maximum vertoont.
Ik ga uitrekenen waar dit maximum ligt en daarvoor ga ik vergelijking (15)
differentiëren naar r:
Vervolgens ga ik dit gelijk aan nul stellen:
We zijn uiteraard geïnteresseerd in de rechter oplossing en daarbij hoort de volgende snelheid:
De baksteen bereikt een maximale snelheid op twee
Schwarzschild-stralen van de horizon
en heeft dan een snelheid die bijna veertig procent van de lichtsnelheid is.
Vraagstukken over
zwarte gaten: