Het grote filter
Ze komen niet door ‘het grote filter’.
Wanneer we terugkijken en nu (menen te) weten hoe het allemaal gelopen is vanaf ‘den beginne’ tot nu
dan lijkt dat een hele logische route.
Uit een gaswolk die zich samentrok onder invloed van de zwaartekracht is de Zon ontstaan en al het
spul dat daar omheen draaide is samengeklonterd tot planeten, manen en nog een heel scala aan andere
kleinere objecten.
De atomen vormden simpele moleculen, dat werden gaandeweg complexe moleculen, de moleculen transformeerden
van anorganisch naar organisch, er ontstonden kopieertechnieken en op enig moment was een verzameling
moleculen een proto-levensvorm.
Die proto-levensvorm werd een eencellig wezen, na heel lange tijd kwamen er tweecelligen die al relatief
snel gevolgd werden door meercelligen, en vandaag de dag bestaan er talloze soorten waaronder
Homo Sapiens.

Van sterrenstof naar leven
Homo Sapiens is een complexe levensvorm:
- met meer dan tien biljoen cellen,
- met geavanceerde sensoren voor licht en geluid, reuk, smaak, tast en stabiliteit,
- met vele regelsystemen, voor temperatuurhuishouding tot bestrijding van indringers,
- met energieomzetters,
- met een bewegingsapparaat.
Ofschoon dit evolutionaire traject in eerste instantie wellicht logisch lijkt en zelfs voor de hand liggend
is het dat allerminst.
In de eerste plaats heeft het duizenden jaren geduurd voordat de mens überhaupt door had dat er een evolutionair
pad gelopen is, dus kennelijk was het niet voor de hand liggend, en zelfs vandaag de dag zijn er nog cruciale
hiaten in het proces die we maar niet helder krijgen.
Waarom zijn moleculen steeds complexer geworden, zich gaan organiseren, en uiteindelijk ‘gepromoveerd’ tot
iets dat wij nu duiden als leven?
En in het debat over exoplaneten, planeten bij andere sterren, valt regelmatig de term
leefbare zone, want die geldt als een
belangrijke voorwaarde voor het (kunnen) ontstaan van leven.
Echter, toen het leven hier op Aarde ontstond, pakweg vier miljard jaar geleden, had de toenmalige habitat
veel meer weg van de hel dan van de hemel.
Al het leven dat je nu om je heen ziet had zich onder die omstandigheden absoluut niet kunnen handhaven.

De oer-Aarde was een helse plek
In de tweede plaats zijn bepaalde stappen in het evolutieproces veel sneller gegaan dan andere.
Gezien de helse omstandigheden op de oer-Aarde is het verwonderlijk dat zich zo snel leven heeft gevormd.
Anderzijds is het ook verwonderlijk dat het daarna miljarden jaren heeft geduurd voordat er meercelligen
verschenen.
Al die exotische uitgestorven levensvormen die je aantreft in boeken en op internet zijn allemaal van
relatief recente datum.
Indien je ruim een half miljard jaar geleden zou hebben rondgelopen op deze planeet, zonder microscoop,
dan zou je gemakkelijk tot de conclusie kunnen zijn gekomen dat de Aarde levenloos is.

Vijfhonderd miljoen jaar geleden was de Aarde
nog een vegetatieloze planeet
Als de ene evolutiestap veel sneller gaat dan een andere evolutiestap dan rijst het vermoeden dat bepaalde
evolutiestappen veel kansrijker zijn om te gebeuren dan andere stappen.
Het zou zelfs zo kunnen zijn dat sommige ontwikkelingen extreem onwaarschijnlijk zijn, maar door puur geluk
hier toch hebben plaatsgevonden.
Dat zou bijvoorbeeld kunnen gelden voor het ontstaan van het leven zelf, of voor de ontwikkeling van
eencellig leven naar meercellig leven (zoals ik net al aangaf, het heeft hier op Aarde maar liefst drie
miljard jaar (!) geduurd om deze hindernis te nemen).
Het zijn ook allebei stappen waarvan de wetenschap nog steeds in het duister tast hoe het
precies
heeft kunnen gebeuren.
Maar ook zoiets als breinvorming is niet vanzelfsprekend.
Bepaalde dinosaurussen waren op enig moment per stuk groter en zwaarder dan honderden hedendaagse mensen
samen, maar hun herseninhoud was maar een fractie van de onze.
Fysiek waren ze dan wel kolossaal, maar de hersenen van een dinosaurus wogen (ruim) minder dan een ons!

Is breinvorming onwaarschijnlijk?
Er zijn natuurlijk heel veel ‘dingen’ te bedenken waarin wij zouden kunnen afwijken van de norm.
Misschien is het wel het simpele feit dat wij nieuwsgierig zijn naar onze omgeving en daardoor wetenschap
ontwikkeld hebben, iets waar andere levensvormen mogelijk totaal geen interesse voor hebben.
Dat er ergens in het evolutietraject een hoogst onwaarschijnlijke stap zit, een horde die niet of nauwelijks
wordt genomen, duidt men aan met
het grote filter.
Hebben wij, door een gelukkig toeval, een ontwikkeling doorgemaakt, een horde genomen, die elders in het
universum een (bijna) onoverkomelijk obstakel vormt?
En is dat dan de reden dat wij geen levenstekenen ontvangen van leven elders in het heelal, omdat het grote
filter van leven een zeldzaamheid maakt?
Het is een mogelijkheid.

Een octopus heeft een zeer geavanceerd hersennetwerk,
maar er is geen octopuswetenschapper
De theorie van het grote filter brengt een onheilspellende extra boodschap met zich mee, want de hoogst
onwaarschijnlijke evolutiestap waar ik het hierboven over had zou
achter ons kunnen liggen maar ook
voor ons.
Met andere woorden, ligt er voor de mensheid nog een kolossaal obstakel in het verschiet die het verschil
gaat maken of wij op een dag het zonnestelsel gaan verlaten, op weg naar andere sterren (en contact gaan
maken met buitenaardse levensvormen), of niet?
In deze context denkt iedereen (die ik erover spreek en ikzelf ook) direct aan onze grenzeloze
vernietingsdrang.
Wordt of is dat een mogelijk eind van onze evolutionaire weg?
En geldt dat wellicht per definitie voor ‘intelligente’ levensvormen, dat ze zichzelf uiteindelijk de
vernieling in helpen?
En is dat dan de reden dat wij geen levenstekenen ontvangen van leven elders in het heelal, omdat het grote
filter van langdurig technologische maatschappijen een zeldzaamheid maakt?
Ook dat is een mogelijkheid.