Contourintegralen
Stel ik heb een functie die ik wil
integreren
van x = a tot x = b:
Door deze
integraal op te lossen vind ik de grootte
van het oppervlak tussen de functie en de x-as vanaf x = a tot x = b, het gele vlak in onderstaande figuur.
Langs de x-as staan alle
reële getallen uitgezet
en de grafiek die zich vormt (de blauwe lijn in bovenstaande figuur) zijn alle bijbehorende functiewaarden f (x)
die we doorgaans met y aangeven.
Dus x is het argument en y is de functiewaarde:
Wanneer het
integreren via andere
integratiemethoden niet wil lukken dan kan het helpen
om de functie over te hevelen naar het
complexe vlak en dat doe ik door
simpelweg iedere x in het functievoorschrift te vervangen door een z:
Ik heb nu een functie f (z) en z is een
complexe variabele met een
reëel deel (dat deel noem ik x) en een
imaginair deel (dat deel noem ik y):
Ik had dus een functie f met één argument, zijnde x, en nu heb ik een functie f met twee argumenten, zijnde x en y.
Echter, niet alleen het argument bestaat uit een
reëel
deel en een
imaginair deel, maar ook de functie als
geheel bestaat uit een
reëel deel (dat deel noem ik u)
en een
imaginair deel (dat deel noem ik v, en u en
v zijn op hun beurt weer functies van x en y):
Wanneer ik deze functie ga
integreren dan krijgen we te maken
met een lijn
integraal langs een of ander pad door
het
complexe vlak van het punt A = a + ib naar
het punt B = c + id:
Dit pad noemen we een
contour en dat geven we
doorgaans aan met de letter γ.
In deze fase is het cruciaal om te weten of de te
integreren
functie
holomorf is (elders op het internet wordt
hier altijd blind van uitgegaan, maar dat moet toch echt wel even gecheckt worden).
Hierbij zijn drie mogelijkheden te onderscheiden:
- de functie is overal holomorf,
- de functie is in een eindig aantal punten niet
holomorf,
- de functie is nergens holomorf.
Voordat je écht begint met je contourintegraal gaan er dus altijd al twee stappen aan vooraf:
- Hevel de functie over naar het complexe vlak
door iedere x in het functievoorschrift te vervangen door een z:
- Kijk in de holomorfietabel van complexe functies
of en waar de functie holomorf is.
Wanneer je deze twee stappen hebt uitgevoerd dan kun je pas echt aan de slag.
Op
deze pagina heb ik de hele uitleg staan over het
integreren van
complexe functies en dat bracht drie
verschillende situaties aan het licht.
Situatie 1
In de eerste situatie heb ik een
gesloten contour waarbij alle punten op het
contour én binnen het
contour
regulier zijn.
Het hele omsloten gebied inclusief het contour is
dus holomorf.
De Cauchy-Goursat-stelling vertelt
mij dan dat het antwoord van mijn contourintegraal altijd gelijk aan nul is:
Een voorbeeld hiervan is de Dirichlet-integraal:
Ik kies mijn
contour als volgt.

De grafiek van f (z) = sin (az)/z (genormaliseerd) voor a = 1,
de enige
pool (de blauwe stip)
en het
gesloten contour (de rode lijn)
Ik omzeil met dit
contour het enige
niet-
reguliere punt (x = z = 0, de oorsprong)
en vind vervolgens het correcte antwoord.
Voor alle details klik op onderstaande uitwerking.
Situatie 2
In de tweede situatie heb ik een
gesloten contour waarbij een eindig aantal
punten binnen het contour
niet-regulier zijn.
Verder is het hele omsloten gebied inclusief het contour
holomorf.
De Cauchy-residustelling
vertelt mij dan dat het antwoord van mijn contourintegraal gelijk is aan de som van
de functiewaarden in die niet-reguliere punten
(de residuen) maal 2πi:
Een voorbeeld hiervan is de volgende
integraal:
Ik kies mijn
contour als volgt.

De grafiek van f (z) = 1/(az
2 + bz + c) (genormaliseerd) voor a = 1, b = 1, c = 1,
de beide
polen (de blauwe stippen)
en het
gesloten contour (de rode lijn)
Dit
contour omsluit één
niet-
regulier punt en de
Cauchy-residustelling
leidt mij vervolgens naar het antwoord.
Voor alle details klik op onderstaande uitwerking.
Een variant hierop is deze
integraal:
Ik kies mijn
contour als volgt.

De grafiek van f (z) = 1/((a
2 + z
2) (b
2 + z
2)) (genormaliseerd) voor a = 1, b = 1.5
de vier
polen (de blauwe stippen)
en het
gesloten contour (de rode lijn)
Nu omsluit het
contour twee
niet-
reguliere punten en de
Cauchy-residustelling
leidt mij vervolgens weer naar het antwoord.
Voor alle details klik op onderstaande uitwerking.
Een variant hier weer op is deze
integraal:
Ik kies mijn
contour als volgt.

De grafiek van f (z) = 1/(a
2 + z
2)
2 (genormaliseerd) voor a = 1
de vier
polen (de blauwe stippen)
en het
gesloten contour (de rode lijn)
Nu omsluit het
contour wederom twee
polen (die samenvallen), maar er is maar één
niet-
regulier punt en dus ook maar
één residu.
De oplossing gaat weer via de
Cauchy-residustelling, maar
omdat er twee samenvallende polen zijn ontstaat
er wel een probleem.
Voor het bepalen van het residu wil ik naar dat
niet-reguliere punt toe en dan word ik
geconfronteerd met een noemer die nul wordt.
In dit soort gevallen maken we gebruik van de regel van De l’Hôpital:
Door zowel van de teller als de noemer de
afgeleide te bepalen en dáárna de limiet
te nemen is het probleem opgelost.
En de regel van De l’Hôpital mag ook meerdere malen achter elkaar toegepast worden, bijvoorbeeld wanneer
er drie of meer
polen op elkaar liggen.
Voor alle details klik op onderstaande uitwerking.
Had ik het
contour van f (x) = sin (ax)/x
(de
Dirichlet-integraal) zo kunnen kiezen dat dat
ene niet-
reguliere punt
(x = z = 0, de oorsprong) wél omsloten was en vervolgens met de
Cauchy-residustelling verder werken?
In die situatie heb ik het volgende contour.

De grafiek van f (z) = sin (az)/z (genormaliseerd) voor a = 1,
de enige
pool (de blauwe stip)
en het
gesloten contour (de rode lijn)
Nee, dat gaat niet werken, omdat het residu in dit geval nul oplevert.
De oorzaak daarvan is dat de functie voor x = z = 0 wél gedefinieerd is, je zou kunnen stellen dat de
pool een soort valse
pool is.
Toch mag je er niet doorheen met je
contour, want het is wel een
pool.
Voor alle details klik op onderstaande uitwerking.
Situatie 3
In de derde situatie (oftewel: in alle andere gevallen), de gevallen waarbij geen sprake is van een
holomorf gebied of het contour is
niet te sluiten, ben ik gedwongen om de contourintegraal helemaal uit te werken als volgt:
Dit klinkt dramatisch, maar door een handige/slimme parametrisatie kan dit ineens heel goed uitpakken.
In dat geval spreken we van
directe parametrisatie.
De uitdaging is om een functie z = f (t) te vinden waarmee de contourintegraal geparametriseerd kan worden
als volgt:
Sterker nog, deze methode kan de voorkeur hebben boven situatie 1 of situatie 2, omdat je dan sneller en/of
gemakkelijker bij het antwoord komt.
Een voorbeeld hiervan is de volgende
integraal:
Deze
integraal is op te lossen
zonder te
parametriseren, maar in dit geval is dat niet de voorkeursmethode.
Voor alle details klik op onderstaande uitwerking.
Integralen waarbij deze integratiemethode is toegepast: