Differentiëren van complexe functies
Ik ga onderzoeken of een
complexe functie f (z)
differentieerbaar is, want een functie die niet
differentieerbaar is daar hebben we weinig aan.
Ik ga daarom de
complexe functie f (z)
differentiëren naar z, waarbij ik het
reële deel van de functie u noem en het
imaginaire deel v (en u en v zijn op hun beurt
weer functies van x en y):
De
afgeleide ziet er dan zo uit:
Omdat u en v functies van x en y zijn kan ik die
partieel differentiëren naar x en y:
Normaliter heb ik in de noemer slechts één
differentiaal staan, meestal dx, maar nu staan
er twee, dx en dy, en dat stelt mij voor een probleem, want in bovenstaande
afgeleide kunnen dx en dy onafhankelijk van elkaar
veranderen.
Echter, indien we de
afgeleide op zijn beurt dáár
weer onafhankelijk van zouden kunnen maken dan zijn we uit de problemen.
Ik kan dat bereiken door te
eisen dat het deel in de teller tussen het eerste paar haakjes gelijk is aan het deel
in de teller tussen het tweede paar haakjes, en die noem ik even β:
De
complexe afgeleide, vergelijking (3), wordt aldus:
En zo ontstaat de
afgeleide.
De voorwaarde hiervoor is vergelijking (4):
De reële termen moeten hierin aan elkaar gelijk zijn
en de imaginaire termen moeten aan elkaar gelijk zijn,
en zo komen we bij de Cauchy-Riemann-vergelijkingen:
Om redenen die weldra duidelijk worden neem ik in plaats van de functie f de
complex geconjugeerde van f, dat levert
een sterretje op bij het
imaginaire deel v en ook
een tekenwisseling:
Ik haal de divergentie erbij en die laat ik
inwerken op het Pólya-vectorveld,
het complex geconjugeerde vectorveld:
Omdat de
divergentie in principe een driedimensionale
operator is heb ik in vergelijking (9) even een w-component geïntroduceerd, maar het
complexe vlak is tweedimensionaal en daarom
is w gelijk aan nul:
Het eerste deel van de Cauchy-Riemann-vergelijkingen, vergelijking (7), kan ik daarom ook schrijven als:
Vervolgens haal ik ook de
rotatie erbij en die laat ik
eveneens inwerken op het
Pólya-vectorveld:
Omdat de
rotatie een driedimensionale operator is heb
ik in vergelijking (12) weer even een w-component geïntroduceerd, maar het
complexe vlak is tweedimensionaal en daarom
is w wederom gelijk aan nul:
Het tweede deel van de Cauchy-Riemann-vergelijkingen, vergelijking (7), kan ik daarom ook schrijven als:
Dit alles brengt ons bij deze belangrijke stellingen:
- een complexe functie kent een
afgeleide indien voldaan wordt aan de
Cauchy-Riemann-vergelijkingen,
- de Cauchy-Riemann-vergelijkingen impliceren dat de
divergentie én de
rotatie van het
Pólya-vectorveld allebei nul zijn,
- een punt waar zowel de functie als zijn afgeleide
bestaat noemen we een regulier punt,
-
in een gebied waar een complexe functie slechts
reguliere punten bevat noemen we de functie holomorf (deze mooie term danken we aan de Franse wiskundigen
Bouquet en Briot, twee studenten van Cauchy).
In oude boeken praat men over een reguliere functie, later kwam de term analytische functie in zwang
en tegenwoordig is het doorgaans de term holomorfe functie die gebruikt wordt.
Daar waar de functie holomorf is duidt men aan met het holomorfe gebied.
Of in gewonemensentaal, een functie is overal holomorf indien:
- de functie nergens oneindig wordt (de noemer van de functie wordt niet nul),
- én de afgeleide van de functie bestaat
(er wordt voldaan aan de Cauchy-Riemann-vergelijkingen),
- én de afgeleide van de functie nergens oneindig
wordt (de noemer van de afgeleide wordt niet nul,
dus geen verticale raaklijnen),
- én er zitten geen scherpe hoeken in de functie (de functie gaat soepel/geleidelijk over van het ene punt naar het
volgende punt).
Indien de functie een quotiënt is dien ik dus na te gaan waar de noemer van dat quotiënt nul wordt, en daar waar de
noemer nul wordt vormt zich een
pool (of meerdere polen of oneindig veel polen) en is de functie niet
gedefinieerd (de functiewaarde is daar +∞ of −∞).
Zie de
holomorfietabel van complexe functies waar ik voor een
groot aantal
complexe functies heb uitgewerkt of ze
al dan niet (deels) holomorf zijn.