Goniometrie in het platte vlak
Beschouw de volgende driehoek:
De zijde b noemt men de
aanliggende zijde (gezien vanuit de hoek α) en de zijde a noemt men de
overstaande zijde (gezien vanuit de hoek α).
Vanuit de hoek β gezien is dit precies andersom.
De zijde c noemt men de
schuine zijde of
hypotenusa.
De definitie van
sinus (sin) is overstaande zijde/schuine zijde:
De definitie van
cosinus (cos) is aanliggende zijde/schuine zijde:
De definitie van
tangens (tan) is overstaande zijde/aanliggende zijde:
De reciproke versies van dit drietal worden gevormd door
cosecans (csc),
secans (sec) en
cotangens (cot):
Oftewel:
Merk op dat:
Als gevolg van het voorgaande kennen we de
goniometrische functies:
Van de bovenstaande zes functies kan x variëren van 0 tot 360 graden hetgeen overeenkomt met
0 tot 2π radialen en dat levert dan de volgende grafieken op:
De grafiek van f (x) = sin (ax) voor a = 1 (de rode lijn),
a = 2 (de groene lijn) en a = 3 (de blauwe lijn)
De grafiek van f (x) = cos (ax) voor a = 1 (de rode lijn),
a = 2 (de groene lijn) en a = 3 (de blauwe lijn)
De grafiek van f (x) = tan (ax) voor a = 1 (de rode lijn),
a = 2 (de groene lijn) en a = 3 (de blauwe lijn)
De grafiek van f (x) = csc (ax) voor a = 1 (de rode lijn),
a = 2 (de groene lijn) en a = 3 (de blauwe lijn)
De grafiek van f (x) = sec (ax) voor a = 1 (de rode lijn),
a = 2 (de groene lijn) en a = 3 (de blauwe lijn)
De grafiek van f (x) = cot (ax) voor a = 1 (de rode lijn),
a = 2 (de groene lijn) en a = 3 (de blauwe lijn)
De inverse functies hiervan zijn de zes
cyclometrische functies boogsinus,
boogcosinus,
boogtangens,
boogcosecans,
boogsecans en
boogcotangens [Engels:
arc = boog]:
En daar zijn uiteraard ook grafieken van te maken:
De grafiek van f (x) = arcsin (ax) voor a = 1 (de rode lijn),
a = 2 (de groene lijn) en a = 3 (de blauwe lijn)
De grafiek van f (x) = arccos (ax) voor a = 1 (de rode lijn),
a = 2 (de groene lijn) en a = 3 (de blauwe lijn)
De grafiek van f (x) = arctan (ax) voor a = 1 (de rode lijn),
a = 2 (de groene lijn) en a = 3 (de blauwe lijn)
De grafiek van f (x) = arccsc (ax) voor a = 1 (de rode lijn),
a = 2 (de groene lijn) en a = 3 (de blauwe lijn)
De grafiek van f (x) = arcsec (ax) voor a = 1 (de rode lijn),
a = 2 (de groene lijn) en a = 3 (de blauwe lijn)
De grafiek van f (x) = arccot (ax) voor a = 1 (de rode lijn),
a = 2 (de groene lijn) en a = 3 (de blauwe lijn)
Stel ik heb een driehoek met zijden a, b en c en één hoek van 90 graden, zie onderstaande figuur:
Indien ik de drie zijden van deze driehoek ‘uitvouw’ tot vierkanten dan blijkt dat de oppervlakte van het gele vierkant exact
gelijk is aan de oppervlakte van het groene vierkant en de oppervlakte van het rode vierkant samen.
Dit kennen we als de Stelling van Pythagoras (niet dat hij het ontdekt heeft, maar hij is min of meer toevallig de
geschiedenisboekjes ingegaan als eerste-opschrijver, zo zie je maar dat je lang niet altijd iets hoeft te ontdekken om de
geschiedenis in te gaan):
Waaruit volgt voor een willekeurige hoek ζ:
Beschouw de volgende driehoek:
Er geldt:
Sinusregel:
Cosinusregel:
Beschouw de volgende driehoeken:
Hieruit is het volgende af te lezen, allereerst de som van twee willekeurige hoeken α en β:
En het verschil van twee willekeurige hoeken α en β:
Indien we stellen dat α = β, en door gebruik te maken van sin
2 α + cos
2 α = 1,
dan volgen hieruit de
dubbele-hoek-formules:
Waaruit de volgende veelgebruikte handigheidjes volgen:
Door de vergelijkingen (38) en (39) bij elkaar op te tellen respectievelijk van elkaar af te trekken krijg ik:
Door de vergelijkingen (32) en (34) bij elkaar op te tellen respectievelijk van elkaar af te trekken krijg ik:
Door de vergelijkingen (33) en (35) bij elkaar op te tellen respectievelijk van elkaar af te trekken krijg ik:
Van deze set rekenregels ga je veel plezier beleven: