Periheliumprecessie als gevolg van een oblate ster
(Credits: NASA)
Roterende hemellichamen vervormen onder invloed van die rotatie. En hoe sneller ze roteren, hoe groter die vervorming uiteraard is. Echter, niet alleen het hemellichaam vervormt, maar ook het zwaartekrachtveld van dat hemellichaam. Dat vervormde zwaartekrachtveld heeft op zijn beurt weer een afwijkende invloed op andere hemellichamen en andere objecten die zich ‘in de buurt’ ophouden. Ook de Zon is lichtelijk afgeplat, dat noemen we heel netjes een oblate sferoïde, en de vraag die we hier gaan beantwoorden is in hoeverre dat voor periheliumprecessie zorgt bij de planeet Mercurius.
Ik maak gebruik van de vergelijkingen die ik heb afgeleid op de pagina’s hemelmechanica en seculaire verstoringen (ik ga hierna ook refereren aan deze pagina’s).Om te beginnen grijp ik terug op vergelijking (36) van de pagina seculaire verstoringen, want dat is de vergelijking die aangeeft hoe je de periheliumprecessie moet berekenen en daarom tevens mijn startpunt:
(Credits: NASA)
Wanneer we de gegevens van de Zon en Mercurius opzoeken kunnen we echt gaan rekenen. Het essentiële probleem hierbij is: wat is de afplatting van de Zon? Het is al extreem moeilijk om de diameter van de Zon te bepalen binnen duizend kilometer nauwkeurig, want de Zon is immers een gigantische kolkende massa waar continu enorme vlammen uitschieten, en om dan ook nog het verschil te meten tussen de diameter bij de evenaar en de diameter bij de polen is simpelweg onmogelijk. Daarom probeert men via indirecte methoden de afplatting van de Zon te bepalen en dat is geen sinecure en het laatste woord daarover lijkt nog lang niet gezegd. Zoals de zaken er nu voor staan lijkt de Zon extreem rond te zijn en is de polaire diameter hooguit tien kilometer minder dan de equatoriale diameter. Dit betekent dat de periheliumprecessie volgens vergelijking (23) ongeveer 500 milliboogseconden per eeuw bedraagt.
Een boogseconde per eeuw is voor Mercurius ruim minder dan een kilometer per omloop (ter info: de totale baan van Mercurius heeft een lengte van ongeveer 360 miljoen kilometer). Hoe het ook zij, per omloop precesseert Mercurius ruimschoots minder dan één kilometer. Wanneer we dan ook nog bedenken dat Mercurius zelf ook niet perfect rond is moge het duidelijk zijn dat deze periheliumprecessie wel heel leuk is om een keer uit te rekenen, maar de meetbaarheid is een heel ander verhaal.Het precessiegetal dat op internet rondwaart is 25 milliboogseconden per eeuw. Ook in dit geval is het helaas een vicieuze cirkel van citeren en geciteerd worden en de bron van dat getal heb ik niet kunnen vinden (Wikipedia vermeldt eveneens 25 milliboogseconden per eeuw en evenmin een bron). De ruwweg 500 milliboogseconden per eeuw, die ik hier heb uitgerekend, zouden geduid kunnen worden als een bovengrens. Wat mij wel duidelijk is geworden is dat er her en der coëfficiënten ingebracht worden die compenseren voor bijvoorbeeld het niet homogeen zijn van de Zon (de vergelijkingen (5) heb ik afgeleid onder de aanname van homogeniteit, terwijl het natuurlijk evident is dat de dichtheid in de kern van de Zon groter is dan in de buitenste lagen). Door het traagheidsmoment van de Zon (2/5 ma2, dit gaat uit van een homogene Zon) uit te rekenen krijg ik een waarde die bijna tienmaal zo hoog is als in de literatuur. Alleen al op basis hiervan ligt het voor de hand dat mijn antwoord van 500 milliboogseconden per eeuw met een factor tien naar beneden bijgesteld moet worden.
Kortom, planetaire periheliumprecessie als gevolg van de afplatting van de Zon is boeiend als wiskundige exercitie, maar bevindt zich in de praktijk volledig in het schemergebied van wat we überhaupt zouden kunnen meten en wat we weten over het binnenste van de Zon. In ieder geval is duidelijk dat deze precessiecomponent minstens honderd tot duizend maal zo klein is als de relativistische precessiecomponent van 43 boogseconden per eeuw zoals Einstein die honderd jaar geleden ontdekte.
Winkelcentrum in Assen